top of page

Tegenpolen

We zaten in de auto. Mijn vader stuurde en rookte. Mijn moeder gaf aanwijzingen. “Rood!”, riep ze, en: “Fietser!”. Mijn vader zweeg en stuurde en rookte. Ik zei: “Bah, dat stinkt”. Mijn vader keek kort opzij naar mijn moeder, en hij zweeg en rookte en stuurde. Mijn moeder zei dat ze geen lessen te krijgen hadden van een snotter van twaalf. En meteen daarna: “Tegenligger!”. Mijn vader zuchtte, gooide nog een blik op mijn moeder en zweeg, rookte en stuurde verder. Ik zei dat ik niet begreep hoe iemand zo’n stinkende rotzooi kon roken. Mijn moeder keek naar mijn vader en zei: “Zeg jij ook eens wat!”. Mijn vader haalde zijn schouders op, keek naar mijn moeder, zuchtte, zweeg en rookte en stuurde. Zo ging het door tot we eindelijk thuis kwamen, alwaar we elk in onze eigen plek ongelukkig konden zijn.

76 weergaven
Archief
bottom of page