klik op een titel om het hele gedicht te lezen
Gedichten
DE BOOM EN DE HEMEL
(vertaling van Trädet Och Skyn ©Tomas Tranströmer)
er loopt een boom
rond in de regen
hij rent ons voorbij
in de grijs gietende regen
hij heeft een missie
hij haalt het leven
uit de regen
als een merel
uit een boomgaard
als de regen stopt
stopt ook de boom
staat hij onverstoorbaar recht
in de heldere nacht
en hij wacht
zoals wij wachten
tot sneeuwvlokken
de hemel weer
open laten bloeien
MENSEN MET EEN MENING
ga je bidden voor genezing
een voortijdige onderbreking
het risico van de deling
van de siamese tweeling
smeekt om nuancering
van mensen met een mening
een stuurgroep in bespreking
een nieuwe investering
verhoogt de klassering
een controversiële beweging
een hachelijke onderneming
mensen met een mening
nemen we in overweging
toenemende politisering
falende reclassering
verregaande sanering
de tering naar de nering
mensen met een mening
de wind die fel tekeer ging
spijt van een tatoeëring
grensoverschrijdende streling
onbewust in overtreding
of drang naar overheersing
mensen met een mening
een schietende bekeerling
een stuitende bewering
de beurs die op en neer ging
sterven van ontbering
de fout in de redenering
mensen met een mening
en ook de salariëring
de index plafonnering
de kracht van de verbeelding
stelen uit verveling
de prins met een verkering
mensen met een mening
mensen met een mening
mensen met een mening
mensen met een mening
mensen met een mening
ach krijg toch allemaal de tering
ZEEDIJK
kijk daar
op de zeedijk
waar de zon en ook de zee wijkt
een oude man die naar
zijn oude vrouw
en naar de zee kijkt
zie hoe traag ze voorbij gaan
zie ze tegen elkaar aan
op de dijk staan
naar laag water kijkend
vanop de boulevard
twee verdwaalpalen
die elkaar vonden daar
tussen de blauwe emmer en de gele banaan
zie ze met elkaar
en tegen elkaar aan
kijken naar hoe de zee
en ook de dag wijkt
de dag die al zo oud lijkt
de avond valt op de zeedijk
een oude man die naar zijn oude vrouw kijkt
zie ze in de nieuwe avond staan
hoe ze de zon zien onder gaan
zie hoe traag ze daar staan
en hoe ze langzaam aan
door hun oude dag
heen gaan
daar op de zeedijk
waar de zon in de zee duikt
een oude man die naar
zijn oude vrouw kijkt
hoe moeizaam het weer gaat
haar oude rug die stramme stralen
naar haar oude benen straalt
hoor zijn kortademige adem
zijn lijf dat zweet en hijgt
in de koele avond
tussen de blauwe emmer en de gele banaan
zijn rood hoofd dat zucht
zie de witte houten bank staan
zie hoe opgelucht
zijn linkerhand
tikt op de hand
die aan zijn rechterarm hangt
hij die haar anker is
en zij zijn kompas
zij hebben zich neergezet
en dan wil zij weten
of dit die bank uit die film was
omdat het net zo’n bank was
waarop Pauline en Paulette
nog hebben gezeten
hoe lang is dat niet al geleden
ze meten niet meer in jaren
maar in hoe jong
haar kinderen nog waren
en of haar man nog leefde
of zijn vrouw nog bij hem was
niets dat er nog toe doet
op de zeedijk is alles goed
daar op de zeedijk
waar een dag weer voorbij lijkt
en de avond pril
twee mensen zitten stil
geen haar dat er aan denkt
te vragen waaraan ze denken
NIEMAND
niemand die nog weet
hoe het leven ooit geweest is
in een ongewapende vrede
of wanneer we nu precies
tot hier zijn afgegleden
niemand die nog weet
dat de torah, de bijbel en de koran
in oorsprong dezelfde boeken zijn
waarin hier en daar iets bijgeschreven
een voetnoot of een refrein
niemand die nog weet
dat die kerel die de hele tijd
tegen zijn vrouw loopt te brullen
ooit een vrolijk kind was
met van die leuke blonde krullen
niemand die nog weet
wie gaf de eerste dosis speed
aan het meisje dat zichzelf
op de straat verkoopt
dat eenzaam meisje van verdriet
niemand die nog weet
dat de agent die haar heeft opgepakt
en haar probeert te ondervragen
ooit een wapen heeft gebruikt
dat hij nu niet meer mag dragen
niemand die nog weet
dat ik van jou gehouden heb
en jij evenveel van mij
maar dat ik op een dag verzonnen heb
dat jij me niets meer zei
JACKSON HILL
het was een hete zondag
net na de noen
ik zat zonder werk
‘k had niets te doen
in de kroeg van Bill
in the city saloon
totaal onverwacht
een luide knal
het was zonneklaar
dit was een overval
ik geef het toe
ik schrok nogal
ik keek naar Bill
er zat een gat in zijn kop
hij viel op de grond
met een droge klop
een stem achter mij
riep “handen op”
“want je gaat er ook aan”
“als je dat wil”
ik kende die stem
zo schel en zo schril
het was mijn oude vijand
het was Jackson Hill
ik draaide me om
ontweek zijn schot
daar hij niet van terug
die ouwe zot
een ogenblik later
ging hij zelf kapot
Jackson Hill
Jackson Hill
ik doodde
Jackson Hill
Jackson Hill
jawel meneer
zo schoot ik
Jackson Hill neer
ik liep in de woestijn
in de brandende zon
met een lading goud
voor mijn vriend Ramon
en ik had een paard
dat niet meer verder kon
ik was omsingeld
door een roversbende
het was hun leider
die zich tot me wendde
met zijn hoge stem
die ik zo herkende
Jackson Hill
bij alle goden
hij liet me geen keus
‘k moest ze allemaal doden
als er gras was geweest
ze lagen onder de zoden
Jackson Hill
Jackson Hill
ik doodde
Jackson Hill
Jackson Hill
wel vijftig keer
schoot ik
Jackson Hill neer
In Red River County
reed ik voor de gein
naar Clarksville city
langs de spoorweglijn
en daar trof ik
een brandende trein
het spoor was warm
dus ik hield me stil
de boeven wachtte
een bittere pil
het zal u niet verbazen
het was Jackson Hill
van Texas tot in Montana
ging Jackson neer
als een fata morgana
kwam hij telkens weer
Jackson Hill
kwam telkens weer
Jackson Hill
Jackson Hill
ik doodde
Jackson Hill
Jackson Hill
wel honderd keer
schoot ik
Jackson Hill neer
twee jochies
van een jaar of zeven
die cowboy speelden
en van huis weg bleven
tot hun moeder riep
om ze eten te geven
we renden heuvels af
we klommen in bomen
maar er is aan het spel
een einde gekomen
ja er is aan het spel
een einde gekomen
ik stond beneden
en ik riep “PAF”
Sjakie veerde op
en zijn tak brak af
hoog in de boom
zijn tak brak af
en ik ben Leroy
Leroy the best
Leroy the hero
de held van the West
maar Sjakie is dood
en ik heb het verpest
Jackson Hill
Jackson Hill
ik doodde
Jackson Hill
Jackson Hill
wel duizend keer
schoot ik
Jackson Hill neer
keer op keer
schiet ik weer
mijn beste vriend neer
en elke nacht weer
nu al duizenden malen
schiet ik hem neer
tot de duivel mij hale
EENDAGSVLIEG
ik ben de eendagsvlieg
geboren bij het eerste ochtendgloren
was alles al verloren
maar kijk, ik vlieg! ik vlieg!
als ik me niet bedrieg
is het twaalf uur op de toren
als mijn driften al ontsporen
en ik een andere vlieg aanvlieg
onverhoeds en ondoordacht
de middag vol met krijgsgeweld
uren geef ik van katoen
dan is ‘t de dood nog die mij wacht
mijn dag alweer geteld
maar morgen heb ik niets te doen
DE MAAN
het was een slapeloze nacht
waarin ik alles overdacht
wat ik in ‘s hemelsnaam
met mijn leven had gedaan
de zin van het bestaan
wat had ik al volbracht
en wat bood zich nog aan
had ik naar het goede genoeg getracht
ik modderde maar wat aan
ik gaf me over gaf aan
een vicieuze achtbaan
een gedachtbaan
zo´n nacht waarin ik dacht
dat ik even stil moest staan
maar niet goed wist waarin of waaraan
in het midden van die nacht
hoorde ik heel zacht
iets tikken op mijn raam
er kwam ook licht vandaan
ik luisterde
een stem die fluisterde
kom kom we gaan
hij fluisterde mijn naam
en ik ben opgestaan
ik opende het raam
kon er niet aan weerstaan
ben het raam uit gegaan
ik zat nu boven op de maan
onttrokken aan de zwaartekracht
in het midden van een nacht
waarin ik alles overdacht
we daalden een tijdje later
ik zag het tuinpad van mijn vader
zag weer de oude bomen staan
langs de oude laan
de maan liet mij begaan
door het oude open raam
zag ik mijn lege wieg weer staan
ik vloog de hele nacht
gezeten op de maan
alle bedden heb ik aangedaan
waarin ik liefdes heb versmacht
alle tenten ooit eens opgeslagen
en achteloos weer achtergelaten
dat zag ik allemaal die nacht
waarin ik alles overdacht
ik weet nog dat ik dacht
in die betoverde nacht
dat ik terug zou moeten kunnen gaan
om zo’n verlaten bed te claimen
en vervolgens daar vandaan
mijn leven te hernemen
dat ik een hoop problemen
bedachtzaam voortaan
anders dan ik eerder had gedaan
gewoon uit de weg zou gaan
zo zat ik boven op de maan
vliegend over vervlogen jaren
die toen nog toekomst waren
turend in de nacht
terwijl ik alles overdacht
moe en voldaan
lag ik te rusten op de maan
aan het einde van die nacht
de maan heeft mij zacht
terug naar huis gebracht
ik werd wakker veel te laat
met de zon op mijn gelaat
na een slapeloze nacht
ik stond op en ik bedacht
dat die lege bedden op mijn pad
die ik achteloos achtergelaten had
dat dat geen leegtes waren
maar verdomd goed geleefde jaren
dat dacht ik toen die dag
na die onvergetelijke nacht
ik weet zeker dat de maan
totaal onverwacht
in een slapeloze nacht
weer aan mijn raam zal staan
en ik gewoon weer mee zal gaan
er zijn nog zoveel zaken
naar waar ik terug zou willen gaan
dingen die bewust vergeten raakten
in de rimpels van de tijd
weggemoffeld in puberteit
of ernstige volwassenheid
dingen die ik verbijsterd en ontdaan
zal weerzien in een heldere nacht
in hun ware kracht
als fundament van mijn bestaan
DE HANEN
de trucker raast tegen de tijd
hij kan zijn vrijheid niet missen
de brave huisvader die
vrolijk naast de pot gaat pissen
twintig jaar voorbereiden
voor de zestiende elfstedentocht
de liefde voor een vak
voor een smak geld verkocht
vogels sterven in de lucht
maar je ziet er nooit eentje vallen
en van wie zijn toch de kinderen
die tippelen op de wallen
jongens worden opgeleid
tot blinde moordmachine
wiet is voor de sukkels
geef ons maar cocaïne
en elke dag weer
het gekraai van de haan
die deze dwaze wereld
uit zijn as weer op doet staan
elke ochtend om half zeven
over de wekker zeuren
is het een gebrek of een talent
buiten de lijntjes kleuren
inbreker gehoord
maar eigen zoon afgeknald
hoorde je ooit van een hond
die onder water bevalt
wat doe je overdag als je
‘s nachts door de straten dwaalt
het is voordelig sterven
voor je huis is afbetaald
de witten gaan braden
onder de zonnebank
de zwarten daarentegen
die worden chemisch blank
en elke ochtend weer
kraaien de hanen in koor
en deze dwaze wereld
draait al eeuwen door
een god die slaat
en een god die zalft
een schaap heeft een lam
met vijf poten gekalfd
we houden van groen
maar we sproeien het dood
we vullen onze bucket
tot hij zwaar is als lood
we bouwen muren
om onszelf te beschermen
en trots op de kinderen die
over de wereld uitzwermen
de rijke naties gaan
voor preventief geweld
dikke amerikaan heeft
afrikaanse leeuw geveld
en ook morgen
zullen de hanen weer kraaien
want zij zijn het die
de wereld doen draaien
op ‘t eind van de winter
zetten we de klok op zomer
wie doet wat hij graag doet
is een naïeve dromer
de een krijgt veel loon
de ander verdient respect
wie heeft de smurrie
uit de doofpot gelekt
de populaire zwemleraar
heeft losse handjes
de kinderen krijgen blokjes
voor mooiere tandjes
je ploetert maar verder
tot je je zelf klem rijdt
en in de vroege ochtend
zijn er altijd altijd
altijd weer die hanen
die eeuwig kraaien
en nog altijd is de wereld
niet echt naar de haaien
DE HELDEN
daar staat de jonge held
het aanstormend geweld
hij toont een gebalde vuist
de champagne bruist
hij zwaait met de bloemen
de lenzen zoemen
de jonge held straalt
omdat hij krantenkoppen haalt
je moet het maar doen
al vijf keer kampioen
de snelste man op aarde
al lang gevestigde waarde
de te kloppen favoriet
maar hem verslaan dat doen ze niet
hij is nog lang niet dood
onze held is groot
de held blijft maar winnen
maar ergens diep van binnen
een kant die hij niet toont
daar waar de twijfel woont
worden zijn dagen geteld
hij bevecht met geweld
het onontkomelijk lot
van elke tijdelijke god
en dan komt de dag
dan betaalt hij het gelag
het is wanhoop of overmoed
die hem de das om doet
of hij is tegen de lamp gelopen
alleen om hem op te knopen
mag hij nog op het schavot
onze oude jonge god
maar daar staat alweer
voor de zoveelste keer
een nieuwe jonge held
een nieuw aanstormend geweld
waarmee kranten zich vullen
en wij die gretig smullen
van de vuisten die hij balt
en straks nog meer … als ook hij weer valt
HET HUIS
vroeger waren alle muren wit
of nee in het begin
daar waar oma zit
was er bloemetjesbehang
dat was niet naar onze zin
en in deze kamer hier
aan het einde van de gang
hing er streepjespapier
we wonen hier al lang
eerst maakten we de muren wit
maar dat duurde niet lang
wit was maar wit
en niet naar onze smaak
wit klapt als een boemerang
pats terug op je neus
dus schilderden we wat raak
het was geen echte keus
en ‘t is ook nooit af geraakt
ja die witte muren
kregen door de jaren
heel wat te verduren
we waren jong nog toen
en onervaren
wild en onbesuisd
we waren het frisse groen
dat van levenskracht bruist
ik zou het zo weer over doen
je oma die nu daar
in de andere kamer zit
was toen amper twintig jaar
we leefden op ‘t scherp van het mes
soms een dollemansrit
als wij elkaar naar ‘t leven stonden
tot we aan ‘t eind van ieder exces
elkander toch weer vonden
elk gevecht een dure les
er zit al lang geen spoortje wit
meer op de muren van ons huis
het werd een huis met pit
en al zijn de kleuren nu wat vaal
we voelden ons hier thuis
in het huis met duizend kleuren
hier schreven we ons verhaal
‘t was een huis met open deuren
hier gebeurde ‘t allemaal
de deuren gaan nu dicht
voor de laatste keer
de muren worden wellicht
straks weer wit gemaakt
en dan krijgen ze weer
duizend nieuwe kleuren
tot het weer vol leven raakt
en met open deuren
weer voor vijftig jaar ontwaakt
DE ZAAK
hij heeft niets afgemaakt
maar wel lang gestudeerd
zijn vader maakt zich zorgen
zijn moeder nog veel meer
en dan op een morgen
legt hij zich bij de feiten neer
hij heeft weer eens afgehaakt
en komt bij zijn vader in de zaak
de ouders gelukkig en blij
maar dat is van korte duur
als hij zijn vader gaat ontslaan
hem de laan uit stuurt
met pensioen laat gaan
is de appel zuur
hij handelt vrank en vrij
een vadermoord pleegt hij
hij laat de zaak weer bloeien
hij werkt zich uit de naad
hij leert een meisje kennen
waarmee hij trouwen gaat
maar op een dag moet ook hij eraan wennen
dat zijn eigen zoon daar staat
omdat dat het hem begint te boeien
om zich met de zaak te moeien
ook hij is gelukkig, ook hij is blij
maar hij weet wat er van komt
hij maakt zich geen illusie
hoezeer hij zijn rug ook kromt
onvermijdelijk is de conclusie
ook zijn tijd is bijna om
de zoon komt in de zaak erbij
en schuift zijn vader al opzij
DE OUDEN
en de ouden
ach ja
de ouden
de ouden
die moeten dood
wet der natuur
de ouden ontkennen
pleiten onschuldig
het ligt niet aan hen en
het is de tijd
die ging zo snel
de tijd ging zo voorbij
de jongen
ach ja
de jongen
de jongen
hangen in blok
om de nek
van de ouden
het ziekelijk gezag
spreekt spottend recht
de straf is operatief
het perspectief
palliatief
de ouden
ach ja
de ouden
we praten wel
met de ouden
de ouden moeten
voor rede vatbaar zijn
hebben ze al een keer
aan de jongen gedacht
de jongen trekken
de kaart van
de last die wacht
de jongen
och god
de jongen
de jongen
zuchten
uiterlijk opgelucht
we gaan niet
in beroep
voorwaardelijk is goed
het uitstel niet te lang
een enkelband beter
dan het gevang
de ouden
ach ja
de ouden
de ouden zijn moe
de ouden zwichten
de ouden houden
een feestje
intiem en ingetogen
een laatste knuffel
er wordt wat geweend
verdriet voor de vorm
gespeeld welgemeend
de jongen
jaja
de jongen
de jongen zuchten
nu oprecht
ze zuchten
opgelucht en
‘t is zover
‘t is bijna klaar
slinks kijken ze
op de klok
bereiden zich bedaard
voor op de schok
de ouden
ocharme
de ouden
de ouden denken
we hebben alles
getrotseerd
rest nog de vraag
is sterven vandaag
een recht
of een plicht
maar dan
dooft het licht
KROMME KAREL
kromme karel van in de zeventig
herinnert zich nog levendig
karel schuift door zijn estaminet
heeft zich net een koffie gezet
een ritueel van veertig jaren
die allen memorabel waren
hij herinnert het zich nog levendig
kromme karel van in de zeventig
in de vroege zeventiger jaren
had kromme karel lange haren
en zijn rug was ook nog recht
karel deed het lang niet slecht
zijn café gevuld met vrienden
die zich in de strijd hier konden vinden
ze hadden allen lange haren
in de vroege zeventiger jaren
in die wonderlijke jaren
die zo ondoorgrondelijk waren
ontmoette karel an
de mystieke droom van elke man
an met de schele ogen
met de ogen die nooit logen
en die ondoorgrondelijk waren
in die wonderlijke jaren
schele an viel als een blok voor karel
an was karels parel
hun liefde duurde veertig jaren
zoiets valt niet te verklaren
na veertig jaar ging an dood
het verdriet onmenselijk groot
zij was nog steeds zijn parel
schele an die viel voor karel
kromme karel van in de zeventig
herinnert het zich nog levendig
hij schuifelt door zijn bruine kroeg
met zijn koffie ‘s morgens vroeg
beleeft hij weer de dag
dat hij voor ‘t eerst die ogen zag
hij herinnert het zich nog levendig
kromme karel van in de zeventig
VERLIEFD
ik was niet naar jou op zoek
ik had je niet zien komen
je stapte om de hoek
kwam zomaar uit mijn dromen
je was toen in mijn leven
je zou er altijd zijn
maar je bent niet lang gebleven
nu doen zelfs mijn dromen pijn
ik mis je elke dag
elke minuut elk uur
ween ik om je lieve lach
ik sla een zielig figuur
ik luister alleen nog naar
super triestige muziek
de eenzaamheid die ik ervaar
is nooit gezien en dus uniek
ja, ik ben een meelijwekkende drol
‘k hoop dat er nooit een eind aan komt
ik wentel me in mijn rol
van de geslagen hond
jij bent liever without dan with me
als je me ooit nog eens zoekt
ik ben hier, just hit me
knock-out in de hoek
NA DE REGEN
zij kwamen elkaar tegen
in de gietende regen
onder knetterende bliksems
door plassen dravend
zich aan de regen lavend
tot de regen stopte
ze niet meer verder sopten
en ze net als voorheen
twee bomen waren in een laan
weer even ver van elkaar vandaan
OP
lijdzaam leest hij zijn wereld
slechts zelden last hij een komma in
of zet ergens een punt achter
soms tikken er wat woorden uit zijn vingers
en als hij het moe is sluit hij zijn ogen
wordt hij weer wakker
is hij nog altijd op
DAT
dat ik kan blijven janken
om mijn eigen stommiteiten
dat ik altijd nog kan lachen
om mijn kleine zielige ik
dat we dat allemaal nog kunnen
om onszelf en met elkaar
dat we dat in ere houden
omdat het lachwekkend dwaas is
en ontwapenend schoon
dat zou mooi zijn
dat we dat altijd zouden blijven kunnen
dat we dat nooit vergeten
CE QUI NOUS MANQUE
il y en a qui voient le monde entier
il y en a pour qui ça prend cinquante ans
il y en a qui ne trouvent pas le bonheur
en chassant des illusions
en rêvant des conneries
en reportant le rendez-vous avec la vie
il y en a qui ont perdu leur temps
sans savoir de quoi qui leur manque
il y en a facilement satisfait
il y en a qui ne rêvent pas
il y en a qui manquent le courage
il y en a qui n'osent pas rêver
il y en a qui rêvent sans esprit
il y en a qui ont oublié de vivre
il y en a qui ont perdu leur temps
sans savoir de quoi qui leur manque
il y en a qui partent
il y en a qui rêvent
il y en a dingue
il y a des rêves de conneries
comme l'unique chance de survivre
il y en a sans temps à perdre
il n'y a pas de temps à perdre
afin de retrouver ce qui nous manque
WAT WE MISSEN
er zijn er die de hele wereld zien
er zijn er bij wie dat vijftig jaar duurt
er zijn er die het geluk niet vinden
met jagen op illusies
met dwaze dromen dromen
met uitstellen van beginnen leven
er zijn er die hun tijd verspilden
zonder te weten wat ze missen
er zijn er met weinig content
er zijn er die niet dromen
er zijn er wie het aan moed ontbreekt
er zijn er die niet durven dromen
er zijn er die dromen zonder geloof
er zijn er die vergaten te leven
er zijn er die hun tijd verspilden
zonder te weten wat ze missen
er zijn er die weg gaan
er zijn er die dromen
er zijn er gek
er zijn er voor wie dwaze dromen
een kans op overleven is
er zijn er die geen tijd mogen verliezen
er is geen tijd te verliezen
om te vinden wat we missen
EN DAN #1
en dan
heeft ze haar
studies afgemaakt
is gediplomeerd
en klaar
en dan
begint ze maar
een keer
aan haar leven
en dan heeft ze haar
jawoord gegeven
of toch min of meer
haar ouders overhaald
dat trouwen uit de tijd is
ze gaat samenwonen
wat geeft ze om een trouwmis
en dan krijgt ze werk
een heel behoorlijke baan
en massa’s vrienden
om mee uit te gaan
en ook nog een relatie
en ook een kind
een wolk van een baby
dat is wat iedereen vindt
en dan gaat ze weer werken
herovert haar plek
op haar behoorlijke baan
en dan pas telt ze mee
daar kan je van op aan
en het leven lacht haar toe
het gaat haar zeer goed af
hoe ze dat allemaal doet
dat werken en zorgen
spelenderwijs
die baan en dat kind
dat haar opeist
en vrienden en familie
huisje tuintje vriendje kind
en dan krijgt ze complimenten
hoe geweldig hij haar vindt
het is gewoon het einde
zij met haar kind
en dan voel ze zich top
zij in haar job
en dan wordt ze weer zwanger
dat kan er nog wel bij
het maakt haar niet bang
het maakt haar blij
en gaat ze maar weer
aan het werk een keer
ze neemt opnieuw
haar positie
maar twee kinderen
zijn nefast
voor de goede conditie
ze zijn haar soms tot last
maar het lukt nog wel
haar vrienden
ziet ze nu wel minder
als ze er mee belt
dan vragen ze hoe het gaat
met die baan en die kinderen
en hoe zij er voor staat
en gelukkig vindt haar man
haar nog altijd het einde
maar ze denkt er het hare van
want hij zegt het niet
meer zo vaak
en dan zeg ze
tegen zichzelf
je bent de eerste niet
niet zeuren meid
met kinderen en een baan
en ze twijfelt eraan
of hij haar nog wel
het einde vindt
of er nog iets is
wat hem aan haar bindt
en of ze nog wel
vrienden overhoudt
en dan die ouders van haar
welbeschouwd
wat heeft ze daar nou aan
om nog maar te zwijgen van die baan
en dan worden de kinderen
toch al wat groter
en dan zou je toch denken
dat die koters
haar wat meer
rust zouden gunnen
maar lijkt of ze nog altijd
geen minuut zonder haar kunnen
EN DAN #2
en dan lacht het leven
niet meer zo licht
en dan lacht het leven
haar stevig uit
rond in haar gezicht
en dan gaat ze scheiden
haar eigen leven leiden
en haar ouders uit gaan leggen
dat niet getrouwd zijn
niet wil zeggen
dat je niet scheiden kan
en op het werk
zijn er dan
kapers op de kust
het is een veld vol mijnen
ze is zich ervan bewust
en ze gooit zich weer volop
op die behoorlijk kloterige job
en dan zeuren de kinderen
constant aan haar hoofd
en dan gaan ze
dat heeft ze beloofd
al een keer te laat naar bed
en dan gaan ze op voetbal
en dan gaan ze aan ballet
en de druk is zo groot
op die mooie baan
en dan komt die ex
de dwazenkloot
ook nog eens zeuren
staat hij voor de deur en
praten wil hij
onaangekondigd
met zijn nieuwe vriendin erbij
en dat is slikken
maar wat moet ze doen
ze zal zich maar schikken
en dan holt ze maar weer eens naar muziekles
en dan holt ze naar een feestje
op van de stress
en dan voel ze zich
schuldig
schuldig
schuldig tegenover de kinderen
tegenover de ex die zeurt
de ouders die haar niet begrijpen
terwijl ze naar haar rotjob scheurt
en dan de buurvrouw
die plots voor haar staat
en die vraagt
hoe het met haar gaat
dat ze er wat moe uitziet
“moetjes” zegt ze
ze gelooft het niet
vriendelijk hoor
maar die ondertoon
die heeft ze wel gehoord
en dan haat ze de buurvrouw
en dan haat ze haar ouders
en dan haat ze haar ex
en dan haat ze die trut
waar hij nu weer mee gaat
en zich nu ook al mama noemen laat
en dan holt ze maar weer eens naar het oudercontact
en dan neem ze
gepakt en gezakt
een keertje vakantie
wordt er gegarandeerd
eentje ziek
en dan naar de dokter in Spanje
en vroeger naar huis
en dan belt de baas
zeg kan je
nu je toch weer thuis bent
en dan denkt ze
dit is de laatste keer vent
dat ik zo’n dingen
op facebook heb geprent
en dan zoekt ze weer opvang voor de kinderen
en dan zitten die ouders van haar
uitgerekend nu
ergens aan de evenaar
wat zitten ze daar te doen
en dan zit hun vader
te herbronnen
in Kathmandu
met blijkbaar weer
een nieuwe vriendin
ze slikt nog een keer
blijft er bijna in
EN DAN #3
en by the way
ook dat hakt er in
die nieuwe vriendin
is echt aardig
en dan voelt ze
zich minderwaardig
en dan denkt ze
dan toch liever die kut
van een trut
die zichzelf mama liet noemen
nee ze gaat het niet verbloemen
daar kon ze hem beter om haten
waardoor ze hem nu nóg meer haat en
dan zoekt ze dus nog altijd opvang
en dan de buurvrouw
de gifslang
buurvrouwtje fatsoen
kan ik iets voor je doen
vraagt ze deze keer
en dan kan ze daar niet tegen
dat ze zo lief en aardig doet
elke dag weer
met haar schijnheilige snoet
dat mens is gestoord
en die ondertoon
die ze heel duidelijk hoort
kan ik iets voor je doen
ik vind dat je er zo “moetjes” uitziet
waardoor ze in een kolere schiet
en dan scheldt ze de buurvrouw verrot
en dan rent de buurvrouw kapot
en huilend haar huis weer in
en dan bedenkt ze net te laat
lompe boerin
je had de kinderen wel even bij haar kunnen parkeren
maar je moest ze zo nodig
een keertje bruuskeren
en dan denkt ze
OK
OK
je kan altijd terug
en dan holt ze naar de bloemenzaak vlug
en dan leg ze ‘t weer bij
dan is ‘t weer goedgemaakt
en de buurvrouw is blij
ze is echt lief en aardig
en dan drinken ze koffie
en de buurvrouw is ook vaardig
met de sterkere dranken
en dan zit ze daar urenlang
stevig bij te tanken
en dan drinkt ze natuurlijk teveel
en de volgende morgen
naar de apotheek
want haar kop trekt scheel
die moet ze verzorgen
en dan holt ze naar haar werk
en dan holt ze in de pauze naar de supermarkt
en dan holt ze terug naar haar werk
en dan belt ze tussendoor
ook nog voor
een afspraak
met de dokter
met de kapper
met de garage
met haar ouders
die vragen
ben je niet verlegen
we hebben al twee weken
geen bezoek meer van je gekregen
en terwijl haar weerstand breekt
haar hoofdpijn weer de kop op steekt
holt ze naar hot
en dan holt ze naar her
en dan holt ze dag in
en dan holt ze dag uit
en dan
op een dag
dan is ze op
haar kop
zit vol
ze piekert
zich suf
het stopt
maar niet
haar hart
haar hart
haar hart
is leeg
en dan
dan is ze uit-ge-hold
EN DAN #4
en dan
vraagt die ex
waarom ze
het zover
heeft
laten
komen
en dan
vragen
die ouders
hoe het
zover
kon
komen
en dan
zijn ze
op het werk
heel
erg
voor-
komend
en iedereen zegt
dat ze
het
aan
hadden
zien
komen
en bij de buurvrouw
krijgt ze
een
hartelijke
knuffel
en dat
ze altijd
langs mag
komen
en dan
ruimen
zomaar
ineens
die kinderen
van haar
hun
eigen
rotzooi
op
is
het
daar
uiteindelijk
toch
een
keer
van
gekomen
en
dan
gaat
ze
zitten
en dan
is alles
gedaan en
dan
komen
eindelijk
de tranen
EN DAN #5
en als ze dan
voor iedereen verschuild
na een tijd
is uitgehuild
dan kruipt ze weer
voorzichtig rechtop
als een kind dat leert
rechtop te lopen
in therapie
ontwart ze de knopen
in haar hoofd
ondersteund door pillen
nog half verdoofd
van eigen wil en
daadkracht beroofd
in diepgaande gesprekken
legt ze haar ziele bloot
kruipt door het stof
kan niet meer doen alsof
gaat emotioneel
weer in het rood
maar ze heeft iets bijgeleerd
rood staat voor stop
sta even stil
het tij is gekeerd
het is haar eigen wil
die nu het tempo dicteert
ze doorloopt een proces
van opstaan en vallen
maar ze laat haar succes
niet langer vergallen
door zelfverzonnen spoken
het duurt een tijd
voor ze zichzelf
heeft vrijgesproken
van dwangarbeid
zich heeft bevrijd
van de slopende strijd
tegen haar beminden
die haar alleen maar omringden
de hele tijd
met goede bedoelingen
en veel respijt
ze staakt nu het gevecht
dat veel te lang duurde
dat nooit werd beslecht
en haar de afgrond in stuurde
ze leeft nu in rust
in vrede met haar eigen ik
zelfbewust
en met fatsoen
zonder heilige schrik
om niet te voldoen
aan het perfecte beeld
waarmee ze zichzelf
had bedeeld
meestal gaat het goed
en loopt het ook lekker
maar dan
kruipt het bloed
waar het niet gane kan
en dan krijgt ze de stekker
niet meer uit getrokken
is ze toch weer vertrokken
wint weer het kwaad
weet ze even niet meer
waar het over gaat
loopt ze in haar oude draf
rent ze de hele berg
in een rotvaart weer af
is ze weer de dwerg
die dwars door het vuur
zich te pletter loopt
voor de zoveelste keer
tegen dezelfde muur
TWAALF JAAR
ik was twaalf jaar
en zij was achttien
een meisje als zij
had ik
nooit gezien
die ogen
die lippen
dat lijf
en dat haar
het was
zonneklaar
die borsten
die billen
dat ik nooit
meer iets
anders
zou willen
dan haar
maar
zij was achttien
en ik pas
twaalf jaar
toen was ik
achttien jaar
en zij was
getrouwd
ze zag me
niet staan
maar
ze liet me
niet koud
met haar
stralende ogen
haar zalige lach
ik ging
nog altijd
voor haar
overstag
tegen haar
zwangere buik
had ik ook
geen bezwaar
maar
zij was getrouwd
en ik
achttien jaar
nu ben ik
vier maal twaalf
zij drie keer achttien
ik heb haar
al jaren
niet meer gezien
maar ik
blijf op
haar wachten
nog vier keer
twaalf jaar
mijn liefde
voor haar
is nog steeds
even groot
maar dan ben ik
wel bijna
honderd
en zij
misschien wel
al dood
VAKANTIE
gordels vast
klik
ook achterin
valiezen in
de dakkoffer
fietsen op
de trekhaak
stevig vast
spanbanden
bandenspanning
groot onderhoud
volle tank
alles loopt gesmeerd
alleen wat
overladen
muziekje
opwinding
achterin
kussentjes op
de achterbank
dvd-spelers aan
de hoofdsteun
met riempjes
vast gesnoerd
mond dicht
batterij opladen
dik verdiend
alles loopt gesmeerd
alleen een beetje
overladen
racen naar
het zuiden
vooraan
blik op
de route du soleil
airco aan
volle maan
de gps doet
rare dingen
ergens ligt
nog een kaart
denk ik
alles loopt gesmeerd
we zijn wel wat
overladen
vakantie
remmen los
zorgeloos
moedeloos
blijven rijden
uren tellen
de radio
spreekt frans
de gps zegt
keer om
nu het nog kan
maar
het loopt gesmeerd
we zijn maar een beetje
overladen
péage
familiebanden
achterin
onder spanning
de film is uit
er komen
woorden
even sussen
brandje blussen
ontsnappen
kost tol
cash betaald
net liep het nog gesmeerd
wat zijn we
overladen
lege tank
moe
voorin
bobijntje af
nog een uur
verkeerd gereden
stomme gps
de kaart
ondersteboven
de kaart ondersteboven?
hoe kan die rotkaart nu in godsnaam ondersteboven - doe je het erom misschien - het is toch elke keer hetzelfde liedje - voor één keer één keer dat ik iets van je vraag ...
het is niet erg
het loopt gesmeerd
ik ben alleen wat
opgelaten
op tijd
aangekomen
achterin
uitgelaten
op tijd bevrijd
de druk
van de ketel
‘t doel gehaald
haal jij
de koffers
van het dak
kus kus we zijn er
alles loopt gesmeerd
alleen nog wat
uit te laden
zalig
nietsdoen
niet vergeten
strandstoel reserveren
handdoekje leggen
niemand zeggen
de wekker weer
op half zeven
zoals altijd
maar anders
dit is genieten
ja toch
alles loopt gesmeerd
al een pak minder
overladen
de rust
broodnodig
in het hotel
een disco
subtiel gedreun
halve nachten
aan het zwembad
moe getreiterd
zonder zonnecrème
liggen slapen
rood verbrand
doffe ellende
niets loopt gesmeerd
en we waren al
zo overladen
en dan
terug
achterin stilte
na de storm
radiator
in het rood
batterij leeg
uitlaatknallen
versleten banden
het gezinsvehikel
naar huis gesleept
nochtans
liep alles gesmeerd
alleen een beetje
overladen
JONG
in onze tijd was het donker
veel lichter dan de dag
onze zware voeten
vernielden de heilige huizen
waarin we waren grootgebracht
wij – vlinders van de nacht
vóór ons was er niets
dan wat gefriemel
de kantlijn van een kladschrift
verscheurd en versnipperd
door een raad van dwazen ontbonden
wij, wij hebben onszelf uitgevonden
we reden met de wind op kop
dwars was onze richting
we lachten en we dansten
en we pisten op het graf van brel
en brel was onze god
god brandde in de hel
wij uilen van de nacht
wij wisten alles
en we wisten alles uit
onze schoenen
trapten wild en bezopen
oude open deuren open
nu liggen mijn vaders woorden
op mijn eigen lippen
onze dochters en onze zonen
spreken onze oude taal
de nieuwe gouden lichting
fris van ideaal, evenveel kabaal
we geven onze codex door
lopen slechts honderd meter
de eeuwige estafette
die je niet kan winnen
we draaien in cirkels
gedoemd tot eeuwig herbeginnen
er zijn nog zekerheden
alles verdwijnt uit het schap
als de vervaldag is verstreken
we gaan allemaal naar de kloten
en er zal worden gedanst
op het graf van onze goden
SPRINGEN
hij vond haar in de lente
ze huppelde
in het frisse groen
versperde stout zijn pad
vroeg of hij mee wou doen
ongecompliceerd
open en bloot
lachte ze charmant
gaf haar lippen, stal zijn hart
en pakte zijn hand
ze zei “kom met mij”
en hij kwam
een hoofdstuk begon
in het gras hun oude kleren
samen springen naar de zon
hij was imponerend
onbesuisd en overmoedig
betastte grenzen, zocht gevaar
tot heerlijke hoogten
vloog hij met haar
steeds dichter bij het licht
een wilde dans vooruit
lijf aan lijf en mond op mond
losgeslagen lichaamsdelen
hun voeten raakten geen grond
hun vluchten almaar langer
samen één
één vogel waren zij
het heelal lag aan hun voeten
en de zomer was nabij
kinderen van de wind
baden in het licht
de zin van het leven
is het noodlot tarten
samen voortgedreven
steeds dichter bij de zon
het vuur niet kunnen missen
smakten ze rillend neer
het werd een koude zomer
keer op keer vertrokken ze weer
ze hulden zich tegendraads
hun nieuwe uniformen
van versleten zwart
verhulden kleine wonden
steken in het hart
siamese skeletten
zag je hem, zag je haar
altijd op weg, altijd op jacht
nooit rustende zielen
vleermuizen bij nacht
in die dimensie
in die atmosfeer
hoog in de lucht
hebben hun handen losgelaten
in de laatste vlucht
hij die eenzaam ontwaakt
met gebroken vleugels
strompelt door het pand
zweet op het rillend lijf
zoekend naar haar hand
stilleven met gillette
bloed op witte tegels
hij registreert verdoofd
een roze wolk in bad
een tatoeage in zijn hoofd
haar hand in de zijne
koud kouder koudst
een uitgedoofde orkaan
een knal een kortsluiting
het licht uitgegaan
het is goed afgelopen
hij heeft het overleefd
geluk bij het landen
geluk aan een zijden draadje
hij is in goede handen
bewaking dag en nacht
witte fladderende jassen
de wereld buitengesloten
vliegen achter dikke deuren
is ten strengste verboden
het geluk aan zijn zij
heeft hem verlaten
hij zoekt de bloemenwei
waar ze voor hem stond
naakt en vrank en vrij
het roze badschuim in zijn hoofd
verdriet zonder verdoving
minuut na minuut, uur na uur
zijn kop op barsten
zijn kop tegen de muur
hij zoekt haar in de zon
in de hogere sferen
kiezelstenen naar het verleden
ze staat te wuiven in het gras
hij stort zich naar beneden
OUDJE
daar ga je
met je kale kop
vol valse tanden
gezicht vol groeven
gevlekte handen
je wandelstok
je schuivende voeten
de rug gebogen
het hoofd
staat helder
maar niet meer rechtop
je kookt nog steeds
je eigen potje
alles in één pan
het bederft sneller
dan je ‘t op krijgen kan
de wereld is
steeds kleiner geworden
de auto verkocht
de fiets weggeschonken
het bed naar beneden
het zicht achteruit
de botten poreus
het evenwicht zoek
de nachten korter
slapen overdag
een meisje komt poetsen
een vrolijk ding
dat altijd lacht
jij oud geworden
een hulpeloos kind
een knorpot
een zeurkous
en vies bovendien
nooit gedacht
dat het zover
zou komen
dagenlang
dezelfde kleren
vroeger zo fier
vandaag te trots
om toe te geven
dat het water
in de badkuip
te diep
is geworden
de kinderen spelen
verstoppertje
wie niet weg is
is gezien
jij zit er niet mee
wie niet gezien
wil worden
blijft maar weg
je zoekt niet meer
ik zal niemand
hoor je
niemand
tot last zijn
het lukt nog aardig
het gaat nog best
voetje voor voetje
stap per stap
achteruit
dat wel
maar
je mag niet klagen
dat zal je
nooit doen
wat zou je
je gaat nog uit
jaja
haha
elke maand
villa avondrust
in het cafetaria
klingelende kopjes
geroezemoes
schuivende voeten
gebogen ruggen
verwarde hoofden
aan je tafel
een plant
in een rolstoel
aan de
gerimpelde hand
een ring
dezelfde als jij
je zegt
ja ja
je zegt
weet je nog
dat wij
toen die keer
het was het jaar
welk jaar
was dat ook weer
je praat over koetjes
en over thuis
de kinderen
alsof ze
er altijd zijn
zich niet verstoppen
over vroeger
daar leef je
van op en
je praat
een uur vol
voor een keer
niet tegen jezelf
en bovendien
plantjes
gedijen beter
als je ze aandacht geeft
je gelooft
het maar half
maar voor alle zekerheid
je weet maar nooit
praten is goed
voor hem
en voor haar
deze plant
is ontworteld
ten dode opgeschreven
ze draait zich
naar het licht
jij bent er niet
je bent leeg
tot volgende maand
dan maar
de plant staart
naar buiten
je weggaan
gaat eraan voorbij
een kus
hoeft niet meer
je zegt
ik zet je aan het raam
is dat goed
liefje
de plant kijkt
nergens van op
ze ziet je niet gaan
met je kale kop
vol valse tanden
gezicht vol groeven
gevlekte handen
je wandelstok
je schuivende voeten
de rug gebogen
het hoofd
vol muizenissen
je mag niet klagen
het lukt nog aardig
het gaat nog best
voetje voor voetje
stap per stap
KOFFIE
koffie bij 't ontbijt
alles van de beste bakker
zondagse gezelligheid
tafeltje perfect geschikt
kleedje wit gesteven
eenieder is jaloers
op hun fijne leven
koffie, een kopje voor elk
voor haar met suiker
voor hem met melk
zij noemt hem papa
hij noemt haar moe
kinderen zijn er niet
maar dat doet er niet toe
koffie - koffie voor twee
't is altijd lente
in huisje weltevree
door de grote vensterramen
zachte stralen schone schijn
een gouden randje
aan het vredig samenzijn
koffie puur en koffie sterk
hier gebruikt men enkel
het betere merk
ze kennen hun wereld
gaan voor kwaliteit
ze hebben budget
voor een kop schijnheiligheid
koffietas, koffiekan
scherven brengen geluk
maar je wordt er zo triestig van
hier wordt niets gebroken
we zijn voorzichtig nietwaar
breed lachende foto's
staan te liegen op ‘t dressoir
koffie straight, koffie verkeerd
geloven in een leugen
dat hebben ze geleerd
ze hebben ervoor gekozen
want het zijn naïevelingen
die niet het fortuin
maar de liefde bezingen
of liever koffie zwart
ze leven samen
maar toch apart
de kan vertoont barsten
maar ze valt niet uiteen
ze sleuren ze samen
door het leven heen
is er nog koffie? de koffie is op
leven in een gouden kooi
leven in het slop
ze praten behoedzaam
in nietszeggende woorden
geheel volgens de etiquette
langzaam elkander vermoorden
TANTE MARGRIET
mijn oude tante margriet
die vergeet mijn verjaardag niet
ik krijg ieder jaartje
een oubollig kaartje
't is het gebaar dat telt
niet het cadeau of geld
maar dat ze even aan me denkt
me wat lieve woorden schenkt
nee mijn tante margriet
die vergeet zo'n dingen niet
jij doet daar niet aan mee
je komt niet eens op het idee
ik had het moeten weten
zoveel jaar geleden
toen ik voor het eerst je moeder zag
wat er in het vooruitzicht lag
wat je onmiddellijk ziet
zei mijn tante margriet
dat een dochter op haar moeder lijkt
't is beter dat je twee keer kijkt
kom later niet klagen
dat je haar niet kan verdragen
je bent er ingelopen
en je zal het bekopen
mijn oude tante margriet
die is zo gek nog niet
ze heeft het allemaal voorzien
jij was toen pas zeventien
je waait mee met elke wind
en wat ik ook zo ergerlijk vind
is je grote mond
je bemoeienissen ongegrond
je bent lomp en niet attent
een viswijf met een keurige vent
het gat in je hand zo groot
aan werken een broertje dood
het zijn woelige baren
waar we al jaren op varen
menig verbaal gevecht
met het servies beslecht
je hebt je gebreken
zo is wel gebleken
ik had er goed aan gedaan
niet met je mee te gaan
maar tussen de lakens, ‘t staat buiten kijf
ben je een geweldig wijf
wild en losgeslagen
daarover niks te klagen
in ons bed
is het alle dagen pret
maar dat weet ze niet
die oude tante margriet
mijn oude tante margriet
die vergeet mijn verjaardag niet
en jij doet dat wel
jij smerige maar heerlijke del
BLIJVEN
zal ik blijven
in dit huis
dat we al jaren
nog amper verwarmen
zal ik weggaan
uit deze ruimte
die bestaat uit vier
kil klinkende muren
wat bindt me
aan deze plek
zijn het alleen maar
onze vervlogen zomers
moet ik blijven
we bedriegen elkaar
we hullen onze woonst
in dichte mist
waarom blijf ik
in dit krot
dat alleen nog op
de afbraak wacht
de beste keuze
de korte pijn
is gewoon de onderste
steen weg nemen
maar ik blijf
want het huis
heeft een tuin met
bloemen die bloeien
JOM KIPPOER
(vertaling van een oud jiddisch gedicht)
op rosh hashanah
wordt het boek
geschreven
op jom kippoer
ligt alles vast
voorgoed verzegeld
wie zal sterven
en wie geboren
wie op zijn uur
en wie ervoren
wie door water
wie door vuur
wie door zwaarden
wie uiteen gereten
wie van dorst
of bij gebrek aan eten
wie door een gril
van het klimaat
en wie door pest
het leven laat
wie gestenigd
wie gehangen
wie krijgt rust
wie zal naar
rust verlangen
wie is veilig
wie in nood
wie vindt warmte
wie gaat
aan kilte dood
wie wordt rijk
wie zal ‘t slecht vergaan
wie zal vallen
en wie weer staan
wie terugkeert
naar het geloof
wie onderhoudt
zijn gebeden
die wordt kwijtgescholden
die zal leven
in vrede
ZELFMOORD
wat een goede grap
perfect voorbereid
ik ben erin gelopen
om de tuin geleid
het is altijd lachen
je bent zo origineel
ik heb me in je buurt
nog nooit verveeld
een geniaal plan
zeer goed bedacht
die verrassende wending
dat einde zo onverwacht
heb je gelachen
in je eenzame vuistje
toen je besliste dat je
er vanonder muisde
je bent gewoon gegaan
als een dief ontkomen
me een allerlaatste keer
bij de neus genomen
vind je nu echt
dat je me zo moest raken
je kan de pot op
‘k heb niets meer met je te maken
zomaar in je eentje
je eigen hoofdrol spelen
in je eigen drama
voor je eigen ego
en ik zou je nog bellen
dat had ik beloofd
kon je niet wachten
heb je me niet geloofd
ik neem nog maar een keer
alles op mij
ik zou contact met jou nemen
en niet jij met mij
ok het was lang geleden
maar de tijd gaat zo snel
het is altijd druk hier
dat begrijp je toch wel
dus dit is het einde
dit is definitief
dit is jouw vaarwel
een stomme afscheidsbrief
ik leef gewoon verder
daar kan ik niet aan ontsnappen
terwijl jij eeuwige grapjas
beslist eruit te stappen
‘k ben kwaad inderdaad
het vertrouwen is geschonden
ik wil je niet eens meer zien
het genootschap is ontbonden
en ja ik mis je nu meer
dan de tien voorbije jaren
de jaren van stilte
die ik zelf bewaarde
WOORDEN
in gestolen uren roep ik ze aan
ze wenken mij
kom, kom erin
tikken tegen hun vensters
bieden zich aan
ik mag ze bezitten
bij ze naar binnen gaan
ze zijn donker, zwaar en zwoel
blank en koel
schijnbaar onschuldig
plat en gemeen
geraffineerd mysterieus
gratemager of dik
elegant gracieus
ze likken aan mijn tenen
we spelen het spel
ze kronkelen omhoog
schurken tegen me aan
ik geniet, ze doen het goed
ze zijn zo kinky
ze zijn zo zoet
hun smaak in mijn mond
hun zout op mijn huid
hun duivelse geuren
diep in mij
ze dringen bij me binnen
ik ben gedoemd
tot eeuwig opnieuw beginnen
ze zijn mijn dagelijks brood,
mijn bijbel, puur literatuur,
mijn lied, m’n telefoonboek desnoods
een handleiding, een liefdesverhaal
de zwoele, koele, opwindende woorden
ze nemen me keer op keer
en helemaal
HIJ & ZIJ
we komen er wel uit
zei hij
als het uit is
is het voorbij zei zij
hey hey
zei hij
ik wil je niet kwijt
hoe kom je erbij
wat ben ik blij zei zij
jij blijft bij mij
je neemt er alleen
een ander meisje bij
dat is chagrijnig
antwoordde hij
je weet best dat zij
niet belangrijk is voor mij
wat jij
zei zij
je vindt het toch fijn
ze hoort er blijkbaar wél bij
ik geef toe zei hij
het is wel fijn
met dat andere meisje
er als toetje bij
fijn zei zij
je mag haar hebben van mij
maar dan helemaal
en niet “erbij”
hoeft niet zei hij
we komen er wel uit
het zal wennen
geloof me vrij
luister zei zij
ik bén er al uit
jij bent vrij
maar zonder mij
DATE
zo
dat ging goed
niet te weerstaan
leuk profieltje
spontaan
komaan
zo
ben je
zeker weten
ik durf bijna niet
met je daten
weetje
zo
ik ben er
helemaal klaar
iets te vroeg
dat is waar
maar
zo
ben ik
nu eenmaal
punctueel
stipt en loyaal
banaal
zo
ben ik
ook wel wat
een grijze muis
onbeschreven blad
deurmat
zo
waar ben je
je hebt nog
vijf minuten
je komt toch
nog
zo
ik geef je
nog wat respijt
nog drie minuten
blessuretijd
schoonheid
zo
ik heb het
helemaal gehad
ik sta hier
jij stuurt je kat
schat
zo
nu bel je
je bent te laat
nee hoor
ik ben niet kwaad
ik haat
zo
mezelf
die naïviteit
die verdomde
goedgelovigheid
altijd
zo
nu ben je
ontvriend
dat zal je leren
geen zin dat je grient
dik verdiend
zo
nu zit ik
weer uren
blind te zoeken
profielen turen
foto’s gluren
zo
ik heb
een nieuwe date
ik zal er zijn
als je ‘t maar weet
scheet
zo
ik ben er
helemaal klaar
iets te vroeg
dat is waar
maar
zo
ben ik
nu eenmaal
punctueel
stipt en loyaal
banaal
DE KONING
hij was de koning
van het land van melk en honing
hij was wijs en aardig
echt een koning waardig
en rijk, ‘t is niet te schatten
het is bijna niet te vatten
en bovendien een mooie vent
dat was alom gekend
geen ander vorst was knapper
elke week naar de kapper
die verfde clooney-gewijs
zijn mooie haren grijs
ja, een beetje ijdel was hij wel
en ook nog altijd vrijgezel
in de gespecialiseerde bladen
werd al jarenlang geraden
naar wie zou trouwen met de koning
van het land van melk en honing
de koning spendeerde gul
zijn vele geld aan nutteloos spul
zeven keer per jaar op reis
naar een of ander paradijs
een exotisch gouden strand
of eens vakantie in eigen land
maar dat kwam niet zó vaak voor
dat had u vast wel al door
verder had hij in zijn bezit
een volkomen gaaf gebit
een prachtig sprookjespaleis
een rare ijzeren toren in parijs
de modernste snufjes uit zijn tijd
een vliegend smyrnatapijt
rond zijn veertigste gekocht
waar hij niet eens mee vliegen mocht
en tal van andere zaken die
het goed deden in het koningencircuit
in de hogere kringen
van koningen en koninginnen
was zijn status wat speciaal
de ene noemde hem geniaal
maar er waren er ook een paar
die vonden hem een beetje raar
met zijn excentrieke stoten
zijn belachelijke exploten
en vooral, je kon er niet omheen
de koning was nog steeds alleen
een paar meisjes hebben ooit
een voorzichtig visje uitgegooid
een charme-offensief gelanceerd
maar de vorst was niet geïnteresseerd
het gebrek aan een relatie
deed geen goed aan de reputatie
van de overigens bijzonder aardige koning
van het land van melk en honing
ongerust over zijn goede naam
is hij op een dag vroeg opgestaan
de koning maakte zich zorgen
en om vijf uur in de morgen
vertrok hij naar een onbekend oord
gepakt en gezakt en gezeten aan boord
van zijn allernieuwste speeltje
een klein sportief luchtkasteeltje
lange tijd werd van hem niets vernomen
het leek of hij nooit terug zou komen
in grote chaos verviel het land
totale ontreddering riep de krant
waardoor het geld devalueerde
en het nationale team niet meer presteerde
volgens de regering van lopende zaken
was er van een politieke crisis sprake
zij gaf een flinke beloning
aan de vinder van de koning
ondertussen zwierf de koning
van het land van melk en honing
de hele wijde wereld rond
hij zou niet rusten voor hij vond
een partner aan zijn zijde
om het land uit de depressie te leiden
hij bezocht alle koninkrijken
in elke republiek ging hij kijken
telkens vertrok hij onverrichter zake
een martelgang om aan een lief geraken
dagen werden weken werden maanden
waarin men hem verdwenen waande
maar toen hij eindelijk huiswaarts keerde
de nieuwsgierige blikken trotseerde
en op het koninklijk balkon verscheen
toen stond hij daar niet alleen
de koning sprak en zei kijk
met deze prins ben ik de koning te rijk
het werd stil op de esplanade
dat kan je wel raden
de koning kwam uit de kast
hij pakte zijn prins heel stevig vast
een weg terug was er niet meer
gedane zaken nemen geen keer
de smoorverliefde koning
van het land van melk en honing
keek hem smachtend aan
de man waarmee hij voortaan
het koningsbed zou delen
hij begon de prins z’n hand te strelen
hij bloosde een beetje
en de koning dacht jeetje
het is misschien wel het moment
en toen vroeg hij aan zijn vent
met de schoenen vol met lood
of hij wou worden zijn echtgenoot
de spanning was te snijden
toe verlos me uit mijn lijden
dacht de verliefde koning
van het land van melk en honing
de prins sprak voor de eerste maal
sinds zijn verschijnen in dit verhaal
hij zei slechts enkele woorden
maar geen mens die het hoorde
daar op het balkon van het kasteel
er zat een krop in zijn keel
het werd nu nog een beetje stiller
't kreeg de allure van een thriller
men haalde de prins een glaasje water
en enkele minuten later
zei hij nai, en hai, en bai, en da
en in nog andere zeven talen zei hij “ja”
toen kusten ze teder en fijn
hij noemde de koning duifje, de koning noemde hem konijn
koning duifje en prins konijn
waren de massa op het plein
een beetje uit het oog verloren
door het hele aanzoek en toebehoren
maar nu wuifden ze naar beneden
dat is normaal bij zo'n gelegenheden
ze bloosden er wat verlegen bij
het was onwennig voor allebei
wat waren ze gelukkig, wat was dat fijn
maar plots broeide er wat op het paradeplein
wat volgde was een verrassend ding
het volk dat aan het juichen ging
een gigantisch feest dat spontaan ontstond
en dat beeld ging de hele wereld rond
daar kwamen felicitaties van
van poetin en obama en van erdogan
voor prins konijn en duifje de koning
van het land van melk en honing
IK DRINK
ik drink
op de gezondheid
van de mens
die mijn glas betaalt
om niet alleen
te moeten drinken
ik klink
op de gezondheid
van iedereen
die het niets kan schelen
hoe diep ik nog
ga zinken
ik vink
de mensen af
die rondjes geven
om er zelf een te geven
voor mijn beurt
en voor mijn reputatie
ik verzink
in hersenspinsels
die ik net
wil verdrinken
dus ik
ik drink
ik klink
en ik klink
en ik drink
drink drink
tot de lamp uit gaat
en het licht weer aan
ik zink
in een sneeuwdiepe kuil
ze vragen de morgen
ik geef hem in ruil
als de rook
om mijn hoofd is verdwenen
ik stink
in mijn nest
vreemde dromen
geen kat die nog weet
hoe ik hier
terecht ben gekomen
ik verdrink
mijn kater
in koffie-cognac
hij kikkert weer op
en kwaakt
uit mijn kop
ik, flink
weer op dreef
ik hoef niets te eten
als ik maar iets heb
en ik moet nu iets hebben
ik moet vergeten
en ik drink
alweer
op jouw gezondheid
omdat je mijn glas betaalt
zodat ik niet alleen
hoef te drinken
EEN KIND IS GEBOREN
een kind is geboren
Al Hamdoullah! Hoera!
een kind is geboren
Hallelujah! Jihaa!
de ogen gaan open
na de eerste kreten
een kind van de hoop en
het weet nog niet beter
ons kind! ons kind!
we gaan het alles geven
en het zal worden bemind
het wacht een zalig leven
van feesten en rouwen
vieren en treuren
scheiden en trouwen
van lachen en zeuren
we plannen we bouwen
en we breken weer op
met hebben en houwen
en halsoverkop
ons kind wordt nooit
uit het oog verloren
de plannen ontplooid
iedereen moet het horen
een kind is geboren
Hallelujah! Hoezee!
met poten en oren
en alles zit mee
het erft onze genen
geluk heeft dat kind
een kop, goede benen
en een gunstige wind
het heeft alles mee
het loopt in ons sporen
onze eigen trofee
zal allen bekoren
dat kind is bijzonder
de lat hoog gelegd
het kind kraakt er onder
maar ‘t heeft nooit iets gezegd
een kind is geboren
Al Hamdoullah! Jahoe!
een kind loopt verloren
en we juichen het toe
een kind is geboren
Hallelujah Hihaa!
een koningskind geboren
hoera! hoera! hoera!
PLAGIAAT
mijn handen
mijn oren
mijn vel
en mijn tenen
mijn tere knieën
mijn zwakke rug
mijn dikke enkels
mijn cowboy-benen
de structuur van mijn botten
de kleur van mijn ogen
de vorm van mijn neus
de vlek op mijn dij
mijn ijzeren maag
mijn arendsoog
mijn tanden met
die ene kies uit de rij
mijn liefde
voor muziek
en vooral voor woorden
die uit de hand gelopen is
mijn selectief geheugen
mijn zelfdestructie
mijn slaaptekort
en mijn ergernis
mijn verlegenheid
mijn arrogantie
mijn talenten
mijn gekrakeel
mijn voorkeur
voor zoet
voor vet
en voor veel
mijn impulsiviteit
mijn niet weten wat ik wil
mijn geknoei met relaties
mijn eeuwige gezwicht
mijn eigendunk
mijn zelfbeeld
mijn karakter
mijn wankel evenwicht
mijn uiterlijke rust
mijn gepieker
mijn binnenvetterij
mijn uitbarstingen
mijn verstrooidheid
mijn gedroom
mijn afwezigheid
en nog veel rare dingen
de dwarse blik
waarmee ik naar de wereld kijk
mijn voorbarige conclusies
mijn eigen groot gelijk
mijn gat in mijn hand
mijn klein hart
mijn gekrulde tenen
mijn verkeerd been
geen kenmerk
geen eigenschap
geen voorkeur
nul, zero, geeneen
niets heb ik uitgevonden
niets zelf gemaakt
niets waar ik ook maar
enige aanspraak op maak
alles heb ik gekregen
al het voorgaande en meer
alles gered van het stort
alles gerecycleerd
uit tweedehands onderdelen
geassembleerd
uit eeuwenoude bloedlijnen
gedistilleerd
wat voor u staat
is niets dan plagiaat
van een origineel
dat niet eens bestaat
maar
bent u beter?
geen haar!