
Voldongen feiten 1
Ik was niet gaan slapen. Toch werd ik wakker, drie weken nadat ik was opgestaan. Op een maandag. Een doodgewone maandag. Ik heb die maandag gedaan wat ik elke dag doe, op het werk. Me druk maken om gebakken lucht. Liters koffie drinken. Ruzie maken met minstens vijf mensen. In allerijl een spoedvergadering beleggen. Water bij de wijn doen. Me neerleggen bij de argumenten van die vijf idioten. Daarna: toch mijn zin doen. ‘s Avonds vertrok ik, me verkneukelend op de ontzetting