
Die ene jas
Voor de zoveelste keer zei Merel dat zij er altijd was voor mij, maar dat ze daar niets voor terugkreeg. Ik antwoordde zoals gewoonlijk dat dat niet waar was, en Merel zei: Ach jongen. Tot zover de proloog. Merel snauwde: Ik heb zuurstof nodig, griste haar handtas van de keukentafel en vertrok. Haar huissleutels bleven achter op de tafel. Dit was het uitgelezen moment om haar ongelijk te bewijzen. Ik hoefde alleen maar te roepen dat ze haar sleutels vergat. Maar in een reflex