Ballon
Onze allereerste grote ruzie had wel eeuwig door kunnen gaan, als daar niet opeens aan de hemel een luchtballon was verschenen. We riepen gelijktijdig: Ballon! We moesten erom lachen. Elkaar omarmend zwaaiden we naar de ballonvaarders. De hete lucht ontsnapte. We vroegen elkaar waar we gebleven waren, en deden alsof we niet meer wisten waar de ruzie over ging. De thermiek was weg. Op het kookpunt van onze volgende ruzie riep Merel laconiek: Ballon! Er was geen ballon, maar het werkte wel. Ik probeerde het ook. Met succes. Jarenlang bleef het woordje ballon een adequaat middel om meningsverschillen bij te leggen. We waren eens onderweg met Merels auto. Ik reed. Merel vroeg zich af waarom de Engelsen links rijden. Ik zei dat wij rechts waren gaan rijden omdat Napoleon linkshandig was en Hitler extreem rechts. Merel vond dat niet grappig. Ik zei: het is geen grap. Enfin. We kregen klinkende ruzie. Tot Merel schreeuwde: Ballooooooon!!! In paniek. Instinctief remde ik uit alle macht. Toen kwam de klap. Over de motorkap dwarrelde een ballonnetje aan een touwtje. Een vrouw haalde een hysterisch maar ongedeerd jongetje onder de auto vandaan. Wij bleven schuldbewust zitten. De vrouw excuseerde zich voor het onvoorzichtige kind.