Hespenworst
Al mijn grootouders zijn geboren voor de Eerste Wereldoorlog. Als kind kenden ze honger en angst. Toen ze zelf opgroeiende kinderen hadden, brak er weer oorlog uit. Weer waren ze bang en hongerig. Gelukkig werd daarna de welvaart ingevoerd. Ze hadden niets meer tekort. Wel kregen ze nu ziektes, veroorzaakt door de ontberingen uit hun kindertijd, door angst voor nieuwe oorlogen, of door vraatzucht. Ooit moet ik er vier gehad hebben, grootouders. De helft heb ik nooit gekend, omdat ze al aan hun kwalen bezweken waren. Mijn oma langs vaders kant leefde het langst, omdat ze dagelijks één likeurtje dronk en niet stil kon zitten. De vader van mijn moeder heette Peet. In de jaren vijftig ontdekte Peet dat er nu op industriële schaal voedsel geproduceerd werd. De hespenworst was een openbaring. Nooit heb ik hem iets anders tussen zijn brood zien leggen dan massa’s roze schelletjes hespenworst. Hij werd zevenentachtig. Ondanks de hespenworst en dankzij zijn opgeruimde geest. Hij werd begraven tijdens de jaarlijkse zomerkermis. De zon scheen. Mijn moeder maakte ruzie met een achternicht die vond dat ik hetzelfde fijne karakter had als Peet. Ze kwam pas tot bedaren toen ze genoeg gedronken had om verdrietig te worden.