Kruispunt
Een autobestuurder stopt bruusk en beseft dat hij de voorrangsregels genegeerd heeft. Hij begint onmiddellijk te schelden tegen de voetganger die hij bijna had aangereden. Hij wil niet meer over zich heen laten lopen. De voetganger probeert net wat minder zijn nek uit te steken. Maar toch escaleert de situatie. De een vraagt de ander of hij misschien blind is. De ander vraagt de een of hij zich niet schaamt. De een zegt dat hij zich niet hoeft te schamen. De ander zegt dat niet hij, maar wel de een blind is. De een duwt de ander op het voetpad, de ander duwt de een het voetpad af. Een fietser kan net op tijd remmen. Hij vraagt de een of hij misschien blind is. De een zegt dat hij dat aan de ander moet vragen. De fietser zegt dat hij met die ander niets te maken heeft. Hij vergist zich. De ander vraagt de fietser zich niet te bemoeien. De fietser vraagt waar de ander zich zelf eigenlijk mee bemoeit. Een agent vraagt wat er gebeurd is. Ik ben de enige die het weet. Allen kijken ze naar mij. Ik ben aan zet. Ik zeg dat de fietser begonnen is.