Desperados
Er werd aangebeld. Wie kon dat zijn? Misschien de wijkagent die kwam controleren of ik me aan de richtlijnen hield van de overheid, die de vorige dag elke samenscholing had verboden. Of misschien was het Merel, die er zich door het samenscholingsverbod van bewust was geworden dat ze me niet kon missen, en die nu op het punt stond zich in mijn troostende armen te storten. Ik maakte de voordeur open. Voor me stond mijn broer Antoine. Mijn broer Antoine drinkt. We zien elkaar niet vaak omdat we meestal niet weten wat we elkaar te vertellen hebben. Antoine is geen sociale drinker. Op zondag drinkt hij in zijn eentje in de voetbalkantine. Op alle andere dagen drinkt hij in zijn eentje thuis. Om het ijs te breken vroeg ik hem wat hij van Corona vond. Antoine zei dat hij meer een Desperados-man is. Ik zei dat ik geen bier in huis had, maar dat de koffie koud stond. Antoine sloeg het aanbod af omdat hij niet kan slapen als hij na de middag koffie drinkt. We zwegen lange tijd. Voor hij vertrok zei Antoine dat hij van slag was door die virusepidemie. Later besefte ik dat hij nuchter was geweest.