Druiven
Ik ontmoette een jeugdvriend. Het is te zeggen: we waren destijds gewoon klasgenoten, maar hij stelde me aan zijn vrouw voor als mijn jeugdvriend, en plaatste me zo voor een voldongen feit. Mijn jeugdvriend stond in het leven stukken verder dan ik. Hij had al twee huwelijken overleefd, en evenveel hartinfarcten. Hij vertelde over deze feiten met onverholen trots. Zijn derde vrouw glunderde toen hij haar mijn reddende engel noemde. Enthousiast knikkend bevestigde ze haar status. Ze zei dat mijn jeugdvriend na zijn tweede hartaanval gestopt was met roken, uit liefde voor haar. De jeugdvriend, waarmee ik nooit bevriend ben geweest, voegde eraan toe dat het hem speet dat hij niet meer mocht roken. De reddende engel herhaalde, al iets bitsiger, dat dat nu eenmaal echte liefde was. Mijn jeugdvriend haastte zich te bevestigen dat de gezonde levenswijze die de engel hem opdrong hem wel degelijk beviel. Dat hij toch al niet meer zeurde om het zelfgebakken speltbrood dat zij hem voorschotelde. Engeltje bekeek hem minachtend, en snauwde dat hij wel nog druiven met pitten moest leren eten. Ik beweerde plompverloren dat druivenpitten giftig zijn, en stak een sigaret op. Fluitend ging ik heen. Wat een fijn weerzien was dat.
Comments