Er was eens een hond
Er was eens een hond waar geen haan naar kraaide. Er was geen haan, en ook geen kraai. Er was ook geen kind. De hond had kind noch kraai. Het was een hele eenzame hond. Er was geen kat. Plots was er wel een kat. De hond was blij met de kat, maar de kat dacht: Nu heb ik verdorie een hond aan mijn been. Ze vroeg de hond of hij met haar een spelletje wilde spelen. De hond kwispelde met zijn staart. Ja, ja, spelletje spelen! Welk spelletje wil je spelen, vroeg de kat. De hond kende alleen het typische hondenspelletje Breng de stok terug. De kat wilde liever het spelletje Kat en muis spelen. Ook goed, zei de hond. De kat en de hond begonnen kat en muis te spelen. De hond speelde de kat en de kat speelde de muis. Het spelletje duurde maar heel kort, want de kat is er meteen vanonder gemuisd. Toen bleef de hond weer eenzaam achter. Uit frustratie is de eenzame hond het winkelcentrum in gelopen en daar heeft hij iedereen doodgeschoten. Toen hij hiermee klaar was, was de hond weer helemaal alleen. Maar men noemde hem nu wel De Eenzame Wolf.
Comments